De Koerdische burgeroorlog: KDP en PUK vs. PKK

Een vergeten hoofdstuk uit de bloedige Koerdische burgeroorlog in de jaren negentig, is de oorlog tussen de huidige machthebbers in Zuid-Koerdistan en de nog altijd grootste partij in Noord-Koerdistan, de PKK. In dit vergeten hoofdstuk speelt één ding geen rol: bloed.

Maart 1991. Zuid-Koerdistan was net bevrijd van de tirannie van het voormalig regime van Saddam Hussein. De nieuwe machthebbers, de Democratische Partij van Koerdistan (KDP) en de Patriottische Unie van Koerdistan (PUK), waren nu geen epische strijders meer in de bergen, maar moesten simpelweg Zuid-Koerdistan regeren. “Vrijheid in ruil voor een pro-Amerikaanse en een veilige Noord-Irak”, kregen de Koerden  van de toenmalige Amerikaanse president George H. W. Bush Senior te horen. Overal waar het Koerdistan mag heten bloeide in de tussentijd het socialisme van de Arbeiderspartij van Koerdistan (PKK) als in de lente geboren narcissen.

De spanningen die destijds tussen de KDP en de PKK ontstonden, liepen met de dag hoger op. Beide partijen, ieder in bezit van eigen strijdkrachten, deelden namelijk een gebied waar ze steeds meer controle over wilden verkrijgen. Voor de PKK was een goede verstandhouding met de Koerdische stammen op het grensgebied tussen Turkije en Irak van cruciaal belang om de strijd met het Turkse leger waarin zij verwikkeld was, te continueren. De KDP daarentegen had een veilig grensgebied nodig om de handel met Turkije veilig te stellen. In dat plaatje pasten geen stammen loyaal aan de PKK op het Turks-Irakees grensgebied. Bovendien waren beide partijen ideologisch niet met elkaar verenigbaar. De PKK pleitte voor het communisme terwijl de KDP nog een complexe monarchie als structuur hanteerde. Ook waren de Koerdische partijen in Zuid-Koerdistan niet blij met de bemoeienis van de PKK met de politieke situatie in Zuid-Koerdistan. De Vrijheidspartij van Koerdistan (PAK), een dochterpartij van de PKK, probeerde steeds macht te krijgen in Zuid-Koerdistan. Genoeg ingrediënten voor de burgeroorlog die volgde.

Escalatie

De verhoudingen tussen de KDP en de PKK escaleerden toen Sadiq Emir, een aanhanger van de PKK en een lokale stamleider van de Sindi-stam, door onbekende mannen op 27 juli 1992 werden gedood in Zaxo, Zuid-Koerdistan. Zo werd Zaxo, met haar 600.000 inwoners, strategische ligging op het grensgebied tussen Turkije en Irak en thuis voor de bekende Sindi-stam, de geboorteplek van één van de bloedigste Koerdische burgeroorlogen van de 20ste eeuw.
Emir had nog geen twee dagen voor zijn dood, de leider van de PKK, Abdullah Ocalan, ontmoet in Libanon en een pistool van hem cadeau gekregen. Al snel ontstond het vermoeden dat de KDP achter de moordaanslag zat.
Nog geen twee dagen na de moord op Emir werd een lokale KDP-leider, Mohammed Shafiq, door leden van de Sindi-stam in zijn auto om het leven gebracht. Leden van de Sindi-stam zochten vervolgens hun toevlucht bij de guerrilla’s van de PKK in de hoge bergen en verbraken al hun communicatie met de KDP. De belofte van Massoud Barzani, de leider van de KDP, om de daders te vinden, kon niet voorkomen dat de situatie verder escaleerde. Als represaille op de vermoorde KDP-lid, werd de jacht geopend op leden van de Sindi-stam. De thuisbasis van de Sindi, Darkarian, werd al snel omsingeld door de Peshmerge’s van de KDP. Het dorpje stond echter onder controle van de PKK, waarmee het probleem complexer werd. Deze actie van de KDP werd al snel  als aanleiding voor oorlog beschouwd door de PKK. De PKK legde van 17 juli 1992 t/m 18 augustus 1992 een economische sanctie op de gebieden die onder controle van de KDP vielen. Dit kwam erop neer dat de handel tussen Zuid-Koerdistan en Turkije, waar Zuid-Koerdistan zoveel van afhankelijkheid was, niet meer mogelijk was.

PAK

De Vrijheidspartij van Koerdistan (PAK), een dochterpartij van de PKK, organiseerde op 28 augustus 1992 een demonstratie tegen de aanhoudende Turkse bombardementen op Sirnax in Noord-Koerdistan. De circa 500 aanhangers van de PAK demonstreerden voor het gebouw van het nog geen vijf maanden oude Koerdische parlement in Hawler (Zuid-Koerdistan) waarbij de Turkse bombardementen veroordeeld werden. De situatie escaleerde en drie doden onder de demonstranten waren het gevolg. Nu hoefden de oorlogsheren alleen nog het startsignaal af te geven.

Parlement en Ocalan zeggen Ja

Op 2 oktober 1992, drie maanden na de incidenten die zich voor hadden gedaan in Zaxo, riep de leider van de PKK via de radio 17.000 guerrilla’s op zich klaar te maken voor een “onvermijdelijke oorlog”. “Een militaire confrontatie tussen de Koerdische Front en de PKK wordt met de dag groter. We zullen geen grootschalige oorlog voeren maar één waarvoor we getraind zijn: guerrillaoorlog”, aldus Ocalan.

Op 5 oktober 1992, tijdens de 38ste zitting van het kersverse Koerdische parlement, stemde het parlement in met een militaire aanval op de PKK. Reden: de PKK mag geen militaire operaties uitvoeren vanaf Iraaks grondgebied.

Figuur 1

Oorlog begint

Op 3 oktober 1991, één dag na de oproep van de PKK-leider, vielen drieduizend Peshmerge’s van de KDP en de PUK, (het Koerdische Front) de PKK-thuisbasis in de Khakurk-gebergte en Haftanin aan [Figuur 1]. De Peshmerge-strijdkrachten stonden onder leiding van Mustafa Chawrash en de guerrilla’s van de PKK stonden onder directe leiding van Osman Ocalan, de broer van Abdullah Ocalan. Nog geen twee dagen daarna, werden de Peshmerge-strijdkrachten versterkt met vijfduizend man. Volgens PKK-bronnen kreeg het Koerdische Front militaire steun van het Turkse leger.

Direct na de aanval van 3 oktober liet Newshirwan Mustafa, de toenmalige tweede man van de PUK, in een verklaring het volgende weten: “De hele wereld zet ons [PUK en KDP, red] onder druk om de PKK tegen te houden vanuit Iraakse grondgebieden het Turkse leger aan te vallen. Op Turkse grondgebieden is de PKK vrij te doen wat zij wil, maar we kunnen haar niet toelaten vanuit Irak te opereren. Toch willen we deze oorlog niet. We willen een vreedzame oplossing en daarom verzoeken we de PKK met ons te praten.” Als reactie hierop zei Abdullah Ocalan: “Zuid-Koerdistan is ook ons land. We hebben onze gebieden met de bloed van duizenden guerrilla’s veroverd. We zullen deze gebieden te nimmer verlaten”.

Op 4 oktober vond een ontmoeting plaats tussen Osman Ocalan en hoge functionarissen van het Koerdische Front. Een vrede kon echter niet gesloten worden.

Omwenteling

Tot 1994 kreeg de KDP steun van de PUK in haar strijd tegen de PKK. Na 1 mei 1994 kreeg de oorlog echter een ander dimensie. Enerzijds was de PKK in oorlog met de PUK en de KDP, anderzijds waren de KDP en PUK onderling in oorlog verwikkeld. Op 25 augustus 1995 escaleerde de situatie tussen de PKK en de KDP weer. De PKK begon een grootschalige aanval op de KDP. Vanaf vijftien strategische punten werden militaire basissen van de KDP aangevallen door de guerrilla’s van de PKK. Op 11 november 1995 kondigde de PKK-leider een eenzijdige wapenstilstand aan.
Terwijl in Zuid-Koerdistan een bloedige oorlog gaande was tussen de nieuwe machthebbers, deed Turkije in 1997 officieel zijn intrede in het conflict: de KDP viel op 5 april 1997 opnieuw PKK-gebieden aan, nu met de hulp van het Turkse leger.

Officieel is er nooit vrede gesloten tussen de KDP, PUK en de PKK. De KDP hanteert nog altijd een economische sanctie op het gebied dat onder controle van de PKK valt. Zo is het reizen naar die gebieden zonder toestemming van de KDP praktisch onmogelijk.

Het aantal slachtoffer dat aan beide zijde is gevallen, blijft nog altijd een taboe waar niet over gesproken wordt.